Om de kans op ernstige aardbevingen in Noord-Groningen te vermijden mag er jaarlijks niet meer dan zo’n 27 miljard kuub aardgas worden gewonnen. Vorig jaar, in 2013, werd er 55 miljard kuub uit de grond gehaald. Dat is twee zoveel. Nadeel voor Noord-Groningen: de kans op ernstige aardbevingen wordt daardoor groter in plaats van kleiner. Voordeel voor de regering: het leverde 5,7 miljard aan aardgasbaten op. Maar er is hoop voor Noord-Groningen. Over pakweg 30 jaar houden de aardbevingen op: dan is het Groningen-veld vrijwel helemaal leeg. Lees “Vorig jaar twee keer te veel Groninger aardgas gewonnen” verder
Wereldwijd meer aardbevingen door winning grondstoffen zoals aardgas
Aardgaswinning veroorzaakte in Frankrijk en Oezbekistan aardbevingen met een sterkte tussen 5,1 en 7,3 op de schaal van Richter. In Groningen was de grootste beving tot nu toe 3,9. De aardbevingen in het buitenland waren dus twaalf tot ruim duizend keer zo sterk als die in Groningen.
Lees “Wereldwijd meer aardbevingen door winning grondstoffen zoals aardgas” verder
De kwetsbare oliesector
Oppervlakkig gezien lijkt het of er altijd genoeg olie, benzine of kerosine zal zijn. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het wordt steeds moeilijker om aan de vraag te voldoen en de olie wordt ook daardoor steeds duurder. De tijd van de goedkope benzine is echt voorbij.
De wereldwijde vraag naar olie stijgt tot 2035, terwijl de productie uit de bestaande olievelden sterk daalt. Nieuwe, nog te ontwikkelen olievelden, moeten dan samen met onder meer teerzand- en schalie-olie zorgen voor voldoende aanbod. Dat staat in de World Energy Outlook 2013 van het Internationale Energie Agentschap (IEA) te Parijs, die op 12 november 2013 verschenen is. Tegelijkertijd blijft de oliesector kwetsbaar. Tot 2035 is een investering van 11.000 miljard euro nodig om voldoende productie van olie te garanderen. Of dat gebeurt is onzeker, zegt het IEA. De productie kan dan minder worden dan de vraag, zodat er tekorten ontstaan, auto’s niet kunnen rijden en vliegtuigen aan de grond blijven.
32,5 miljard vaten olie per jaar
De wereldwijde vraag naar olie is nu 89 miljoen vaten per dag van elk 159 liter en zal volgens het IEA in 2035 stijgen naar 101 miljoen vaten per dag. Die toename wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal auto’s en vliegtuigen, die benzine en kerosine nodig hebben, én door de chemische industrie. China is rond 2030 de grootste gebruiker van olie ter wereld.
Een productie van 89 miljoen vaten per dag betekent 32,5 miljard vaten per jaar, dat is 5167,5 miljard liter olie. Die productie is maar een deel van de huidige voorraad, stelt het IEA, want die is 2200 miljard vaten olie. Vervolgens besteedt het IEA veel aandacht aan het begrip voorraad en merkt op dat er verschillende definities zijn, uiteenlopend van echt bewezen tot misschien aanwezig. Na een grondige analyse concludeert het IEA dat van die 2200 miljard vaten olie 40% echt bewezen is, 30% zeer waarschijnlijk is en 30% nog niet ontdekt is.
We kunnen dus stellen dat de voorraad olie die zeer waarschijnlijk tot bewezen is uit 1540 miljard vaten olie bestaat. Het IEA telt daar nog olie uit teerzanden en schalie-olie bij op en komt op een totale bewezen voorraad van 1700 miljard vaten. Als we er de niet-ontdekte of verwachte voorraad bij optellen, komen we op een veel hoger getal uit, maar dat is speculatief. Hoewel het maar de vraag is of alle teerzand- en schalie-olie gewonnen gaan worden vanwege de vele milieubezwaren, tellen we die wel mee.
We gaan uit van de hierboven genoemde voorraad van 1700 miljard vaten olie. Tot 2035 zijn er volgens het IEA 790 miljard vaten olie nodig om te voldoen aan de vraag en is er dus geen voorraadprobleem: op dat moment zitten er nog 910 miljard vaten olie in de grond (dit komt overeen met 24 jaar het olieverbruik van 2035). Overigens: tot nu toe zijn wereldwijd 1136 miljard vaten olie gebruikt; dat komt overeen met 40% van de nu nog aanwezige bewezen voorraad.
Productie olieveld daalt 6% per jaar
Oppervlakkig gezien zou men uit het bovenstaande kunnen concluderen dat er met de olievoorziening geen probleem is. Maar dat blijkt niet uit het IEA-rapport. Het is namelijk de vraag of al die olie tijdig uit de grond gehaald kan worden: tegenover de stijgende vraag tot 2035 staat de dalende productie van bestaande olievelden.
Een olieveld doorloopt verschillende stadia. In het begin is de druk van de olie zo groot, dat de olie er als vanzelf uitspuit. In de loop van de tijd wordt de druk minder en dan moet de exploitant maatregelen nemen. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld het injecteren van water in het olieveld. Aanvankelijk drukt het water de olie weg en dat is goed voor de productie. Maar op een gegeven moment komt water – dat beweeglijker is dan olie – bij de winningsput terecht en dan wint men een mengsel van water en olie. Dat is niet de bedoeling en dan stopt de productie.
Hoe gaat die afname van de productie in de praktijk? Daar heeft het IEA een uitgebreide studie naar verricht aan de hand van 1634 olievelden die vanaf 1950 in bedrijf zijn gekomen. Deze olievelden vertegenwoordigen twee-derde van de wereldwijde productie van olie en zijn daarmee representatief voor alle velden. Na veel rekenwerk concludeert het IEA dat de productie jaarlijks met gemiddeld 6% afneemt. Na twee jaar is de afname 12%, enzovoort.
Om het nog wat ingewikkelder te maken, heeft het IEA het ook over de zogeheten natuurlijke afname van de productie. Die geeft de afname van de productie aan, als er niets zou worden geïnvesteerd om de productie op peil te houden. Die natuurlijke afname is 9%. Dat geeft aan dat investeringen in olievelden ervoor zorgen dat de daling van de productie niet 9% maar 6% per jaar is.
De afname van de productie heeft grote gevolgen. De olievelden in Noord-Amerika bijvoorbeeld leveren in 2035 nog maar één-vijfde van wat ze nu produceren. Voor de wereld als geheel geldt dat de productie uit de bestaande velden daalt van 69 miljoen vaten per dag nu naar 28 miljoen vaten in 2035. Er moeten dus elders 41 miljoen vaten per dag gewonnen worden om de daling van de huidige velden te compenseren. Daar komt nog bij dat naar verwachting de vraag in 2035 zo’n 12 miljoen vaten per dag groter is. In totaal moeten er dan 53 miljoen vaten per dag komen uit andere bronnen: schalie- en teerzandolie evenals olie uit nieuwe velden in de diepzee en het arctisch gebied. Schalie- en teerzandolie moeten in 2035 zorgen voor 15% van de vraag naar olie en olieproducten.
Volgens het IEA krijgen de zogeheten “natural gas liquids” (NGL) een steeds belangrijker rol. Daarbij gaat het om onder meer propaan, butaan en ethaan. Het zijn gassen die samen met aardgas gewonnen worden en onder hoge druk vloeibaar zijn. Deze producten vormen geschikte grondstoffen voor de petrochemie en zijn een alternatief voor olie. Het IEA stelt dat NGL in 2035 zorgt voor 18% van de vraag naar olieproducten. Kortom, schalie- en teerzandolie moeten in 2035 voor 33% van de olievoorziening zorgen, terwijl dit recentelijk 10% was.
Het aanboren en ontdekken van nieuwe olievelden, de ontwikkeling van NGL en van schalie- en teerzandolie is volgens het IEA wel mogelijk, maar dan moet er wereldwijd tot 2035 jaarlijks 488 miljard euro geïnvesteerd worden, in totaal ongeveer 11.000 miljard euro. Ter vergelijking: dit jaar bedragen de investeringen 425 miljard euro, waarbij Petrochina met 28,6 miljard euro de grootste is (Shell met 21 miljard euro op plaats 6).
De omvang van de jaarlijkse investeringen moet dus omhoog, kunnen we concluderen, want anders is er te weinig olie, staan her en der auto’s stil en blijven vliegtuigen aan de grond.
Kader:
Het IEA bepleit ook minder subsidie. In 2012 was de subsidie: olie 206 miljard euro; aardgas 92 miljard euro; kolen 5 miljard euro; elektriciteit 100 miljard euro; duurzame energie 75 miljard euro.
Aardbevingsrumoer over emails van bijna een jaar oud
Er is veel ophef ontstaan over de kans op een aardbeving met een kracht van 6 op de schaal van Richter. Een kracht 6 betekent dat de beving honderd keer zo sterk is als de beving in augustus 2012 in Huizinge. Vandaar dat het terecht is dat mensen zich er ongerust over maken. Maar wat staat er nu in 41 pagina’s email die nu naar buiten zijn gekomen? Lees “Aardbevingsrumoer over emails van bijna een jaar oud” verder
Aardgaswinning en aardbevingen zijn te belangrijk om aan deskundigen over te laten
Open brief aardgasdialoog
Aan: J. Wallage en P.L.B.A. van Geel
Van: Egbert Brons, voorzitter stichting Co2ntramine en Herman Damveld energie-publicist
Groningen, 28 november 2013
De commissie-Meijer heeft op 1 november jl. een rapport uitgebracht over aardgaswinning en aardbevingen met daarin een voorstel voor een zogeheten dialoogtafel. Deze tafel heeft als doel wantrouwen om te zetten in vruchtbare samenwerking. Het provinciaal bestuur van Groningen heeft het voorstel overgenomen. U bent bereid als kwartiermakers op te treden voor een dergelijke dialoogtafel, schrijven gedeputeerde staten van Groningen op 7 november jl..
Open brief aardgasdialoog
Aan: J. Wallage en P.L.B.A. van Geel
Van: Egbert Brons, voorzitter stichting Co2ntramine en Herman Damveld energie-publicist
Groningen, 28 november 2013
De commissie-Meijer heeft op 1 november jl. een rapport uitgebracht over aardgaswinning en aardbevingen met daarin een voorstel voor een zogeheten dialoogtafel. Deze tafel heeft als doel wantrouwen om te zetten in vruchtbare samenwerking. Het provinciaal bestuur van Groningen heeft het voorstel overgenomen. U bent bereid als kwartiermakers op te treden voor een dergelijke dialoogtafel, schrijven gedeputeerde staten van Groningen op 7 november jl..
Intussen heeft de groep “Schokkend Groningen” besloten niet mee te doen met de dialoogtafel. De Groninger Bodem Beweging (GBB) zet in op 40% minder aardgaswinning. De dialoog dreigt nu al te mislukken omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de randvoorwaarden waaraan een zinvolle dialoog moet voldoen. De Stichting Co2ntramine noemt er zeven en hoopt dat u daar gehoor aan wilt geven.
We willen hier ook opmerken dat op pagina 62 van het rapport-Meijer sprake is van “Voorbereiden van CO2-afvang (Carbon Capture) uit de gasketen, waarna CCS (Storage, opslag van CO2 in leeg geproduceerde gasvelden)” volgt. De regering heeft deze CO2-opslag afgeblazen en het kan niet zo zijn dat een dergelijk plan op deze manier weer om de hoek komt kijken: dit vergroot het wantrouwen.
Naar onze mening draagt ook de omschrijving van de dialoogtafel niet bij tot vermindering van het wantrouwen. Daartoe halen we enkele passages uit het rapport van de commissie-Meijer aan.
Een dialoogtafel is volgens de commissie “een ontmoetingsplek waar de verschillende belangen en invalshoeken in balans kunnen worden gebracht. Dat gebeurt onder meer op basis van gedeelde informatie en kennis en gezamenlijk geformuleerde onderzoeken. De tafel brengt breed gedragen adviezen uit aan de minister en/of NAM, en monitort de uitvoering van afspraken.” Het gaat om “een verplichtend instrument. Deelnemers verbinden zich aan doel en werkwijze, en leggen dat in een convenant vast. Dit betekent dat vooraf het speelveld wordt gedefinieerd en dat deelnemers zich daaraan binden.”
Deze omschrijving roept vele vragen op. Wie bepaalt bijvoorbeeld welke onderzoeken uitgevoerd mogen worden en wie het onderzoek uit gaat voeren? Heeft de dialoogtafel een eigen budget voor het uitvoeren van onderzoek? Hoe worden het belang van de aardgasbaten voor de regering en het belang van de bewoners bij een veilige omgeving met elkaar in balans gebracht? Wanneer is er sprake van balans tussen de verschillende belangen en wie bepaalt of de balans bereikt is? Door wie en op welke manier wordt het speelveld bepaald? En moeten bewoners alles onbetaald in hun vrije tijd doen?
Naar onze mening moet er eerst een gesprek komen over hoe een dialoogtafel opgezet gaat worden. Uit de jarenlange ervaring met wereldwijde discussies over opslag van kernafval kunnen we zeven randvoorwaarden voor een zinvolle maatschappelijke dialoog halen[iii] [iv] [v].
1. In het beginstadium van een dialoog moeten de deelnemende partijen hun waarden, hun ethische uitgangspunten en hun criteria voor de beoordeling van de aardgaswinning en aardbevingen duidelijk maken. De vraag of we de aardgaswinning willen en zo ja welke risico’s op aardbevingen we willen lopen, hangt samen met onze visie op de maatschappij. Ethiek gaat uiteindelijk over de vraag: hoe willen we leven? Dat is een vraag die iedereen aangaat. Aardgaswinning en aardbevingen zijn te belangrijk om aan deskundigen over te laten.
2. Het moet vanaf het begin vaststaan dat ethische en maatschappelijke factoren zoals de verantwoordelijkheid voor natuur en milieu en de verplichtingen tegenover toekomstige generaties, een volwaardige rol spelen in de dialoog. Alle groepen die belangen hebben bij de kwestie moeten de mogelijkheid krijgen mee te doen aan een dialoog.
3. Op het moment dat de dialoog begint moeten de conclusies nog open zijn. Een dialoog om al genomen beslissingen te legitimeren heeft weinig betekenis.
4. De verschillende ethische uitgangspunten en de verschillende oordelen over risico’s zijn evenzoveel redenen waarom een dialoog niet vanzelf zal gaan. De verschillende partijen zullen aan elkaar moeten wennen en van elkaar moeten leren. Dit proces, ook wel sociaal leren geheten, vergt tijd en begeleiding.
5. Degenen die kritisch staan tegenover de aardgaswinning moeten fondsen krijgen om hun standpunt nader te onderbouwen. Financieel mag er geen ongelijkwaardigheid tussen de verschillende partijen bestaan.
6. Dialoog is slechts mogelijk op basis van een zorgvuldige definitie van waar het om gaat. Aardgas wordt gezien als een overbrugging naar een volledig duurzame energievoorziening. Maar hoe lang is die brug? Is het een uitschuifbare brug? De ervaring leert dat die brug al dertig jaar steeds verder wordt uitgeschoven. Kortom, in welk energiebeleid past aardgaswinning?
7. Belangrijk is goede informatie en communicatie. Het is van belang eerst zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over alle verschilpunten tussen de partijen. Daartoe is vaak nadere studie vereist, gevolgd door een confrontatie tussen de verschillende argumentaties.
Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan kan een maatschappelijke dialoog ook een gedragen en succesvolle dialoog worden.
We wensen u beiden veel wijsheid toe,
Namens de stichting Co2ntramine (www.co2ntramine.nl),
Egbert Brons & Herman Damveld
Uit opinie onderzoek blijkt dat 2/3 van de noorderlingen geen ondergrondse CO2-opslag wil[vi].
[III] Herman Damveld en Robert Jan van den Berg, “Kernafval en kernethiek”, rapport in opdracht van CORA, januari 2000; Herman Damveld, Kernafval in beweging”, uitgave van WISE, Laka en het zoutkoepeloverleg, februari 2010.
[IV]. Philip J. Richardson, “The Management and Disposal of High Level Waste; Lessons from International Experience for Future UK Policy”, in: F. Barker (ed), Management of Radioactive Waste. Issues for Local Authorities. Proceedings of the UK Nuclear Free Local Authorities Annual Conference 1997 held in Town House, Kirkcaldy, Fife, on 23 October 1997, Uitgever Thomas Telford, Londen, 1998, p 81-94.
3 december premiere documentaire Groningen Beeft
Op dinsdag 3 december organiseert het Groninger Forum in Vita Nova in Middelstum de première van de documentaire ‘Groningen Beeft’. De documentaire toont een aantal bewoners in het aardbevingsgebied. En hun worstelingen tijdens het dagelijks leven en de strijd tegen de NAM en het rijke Westen worden nauwgezet in beeld gebracht. Na de film is er een dialoog met onder andere de regisseur Kick Stokvis, Pieter van Geel en Pieter Sijpersma onder leiding Gerdi Verbeet. Lees “3 december premiere documentaire Groningen Beeft” verder
Fukushima geen wereldwijde ramp, wel een blijvend groot radioactief probleem
De afgelopen weken verschijnen op internet er nogal wat verontrustende berichten over de Japanse kerncentrale Fukushima-4. Als de operatie mislukt die voor later deze maand is gepland, zou er zoveel radioactiviteit vrijkomen in de atmosfeer dat alle leven op aarde wordt weggevaagd. Deze berichten zijn echter niet op toetsbare feiten gebaseerd. Lees “Fukushima geen wereldwijde ramp, wel een blijvend groot radioactief probleem” verder