Open brief aardgasdialoog
Aan: J. Wallage en P.L.B.A. van Geel
Van: Egbert Brons, voorzitter stichting Co2ntramine en Herman Damveld energie-publicist
Groningen, 28 november 2013
De commissie-Meijer heeft op 1 november jl. een rapport uitgebracht over aardgaswinning en aardbevingen met daarin een voorstel voor een zogeheten dialoogtafel. Deze tafel heeft als doel wantrouwen om te zetten in vruchtbare samenwerking. Het provinciaal bestuur van Groningen heeft het voorstel overgenomen. U bent bereid als kwartiermakers op te treden voor een dergelijke dialoogtafel, schrijven gedeputeerde staten van Groningen op 7 november jl..
Intussen heeft de groep “Schokkend Groningen” besloten niet mee te doen met de dialoogtafel. De Groninger Bodem Beweging (GBB) zet in op 40% minder aardgaswinning. De dialoog dreigt nu al te mislukken omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de randvoorwaarden waaraan een zinvolle dialoog moet voldoen. De Stichting Co2ntramine noemt er zeven en hoopt dat u daar gehoor aan wilt geven.
We willen hier ook opmerken dat op pagina 62 van het rapport-Meijer sprake is van “Voorbereiden van CO2-afvang (Carbon Capture) uit de gasketen, waarna CCS (Storage, opslag van CO2 in leeg geproduceerde gasvelden)” volgt. De regering heeft deze CO2-opslag afgeblazen en het kan niet zo zijn dat een dergelijk plan op deze manier weer om de hoek komt kijken: dit vergroot het wantrouwen.
Naar onze mening draagt ook de omschrijving van de dialoogtafel niet bij tot vermindering van het wantrouwen. Daartoe halen we enkele passages uit het rapport van de commissie-Meijer aan.
Een dialoogtafel is volgens de commissie “een ontmoetingsplek waar de verschillende belangen en invalshoeken in balans kunnen worden gebracht. Dat gebeurt onder meer op basis van gedeelde informatie en kennis en gezamenlijk geformuleerde onderzoeken. De tafel brengt breed gedragen adviezen uit aan de minister en/of NAM, en monitort de uitvoering van afspraken.” Het gaat om “een verplichtend instrument. Deelnemers verbinden zich aan doel en werkwijze, en leggen dat in een convenant vast. Dit betekent dat vooraf het speelveld wordt gedefinieerd en dat deelnemers zich daaraan binden.”
Deze omschrijving roept vele vragen op. Wie bepaalt bijvoorbeeld welke onderzoeken uitgevoerd mogen worden en wie het onderzoek uit gaat voeren? Heeft de dialoogtafel een eigen budget voor het uitvoeren van onderzoek? Hoe worden het belang van de aardgasbaten voor de regering en het belang van de bewoners bij een veilige omgeving met elkaar in balans gebracht? Wanneer is er sprake van balans tussen de verschillende belangen en wie bepaalt of de balans bereikt is? Door wie en op welke manier wordt het speelveld bepaald? En moeten bewoners alles onbetaald in hun vrije tijd doen?
Naar onze mening moet er eerst een gesprek komen over hoe een dialoogtafel opgezet gaat worden. Uit de jarenlange ervaring met wereldwijde discussies over opslag van kernafval kunnen we zeven randvoorwaarden voor een zinvolle maatschappelijke dialoog halen[iii] [iv] [v].
1. In het beginstadium van een dialoog moeten de deelnemende partijen hun waarden, hun ethische uitgangspunten en hun criteria voor de beoordeling van de aardgaswinning en aardbevingen duidelijk maken. De vraag of we de aardgaswinning willen en zo ja welke risico’s op aardbevingen we willen lopen, hangt samen met onze visie op de maatschappij. Ethiek gaat uiteindelijk over de vraag: hoe willen we leven? Dat is een vraag die iedereen aangaat. Aardgaswinning en aardbevingen zijn te belangrijk om aan deskundigen over te laten.
2. Het moet vanaf het begin vaststaan dat ethische en maatschappelijke factoren zoals de verantwoordelijkheid voor natuur en milieu en de verplichtingen tegenover toekomstige generaties, een volwaardige rol spelen in de dialoog. Alle groepen die belangen hebben bij de kwestie moeten de mogelijkheid krijgen mee te doen aan een dialoog.
3. Op het moment dat de dialoog begint moeten de conclusies nog open zijn. Een dialoog om al genomen beslissingen te legitimeren heeft weinig betekenis.
4. De verschillende ethische uitgangspunten en de verschillende oordelen over risico’s zijn evenzoveel redenen waarom een dialoog niet vanzelf zal gaan. De verschillende partijen zullen aan elkaar moeten wennen en van elkaar moeten leren. Dit proces, ook wel sociaal leren geheten, vergt tijd en begeleiding.
5. Degenen die kritisch staan tegenover de aardgaswinning moeten fondsen krijgen om hun standpunt nader te onderbouwen. Financieel mag er geen ongelijkwaardigheid tussen de verschillende partijen bestaan.
6. Dialoog is slechts mogelijk op basis van een zorgvuldige definitie van waar het om gaat. Aardgas wordt gezien als een overbrugging naar een volledig duurzame energievoorziening. Maar hoe lang is die brug? Is het een uitschuifbare brug? De ervaring leert dat die brug al dertig jaar steeds verder wordt uitgeschoven. Kortom, in welk energiebeleid past aardgaswinning?
7. Belangrijk is goede informatie en communicatie. Het is van belang eerst zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over alle verschilpunten tussen de partijen. Daartoe is vaak nadere studie vereist, gevolgd door een confrontatie tussen de verschillende argumentaties.
Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan kan een maatschappelijke dialoog ook een gedragen en succesvolle dialoog worden.
We wensen u beiden veel wijsheid toe,
Namens de stichting Co2ntramine (www.co2ntramine.nl),
Egbert Brons & Herman Damveld
Uit opinie onderzoek blijkt dat 2/3 van de noorderlingen geen ondergrondse CO2-opslag wil[vi].
[III] Herman Damveld en Robert Jan van den Berg, “Kernafval en kernethiek”, rapport in opdracht van CORA, januari 2000; Herman Damveld, Kernafval in beweging”, uitgave van WISE, Laka en het zoutkoepeloverleg, februari 2010.
[IV]. Philip J. Richardson, “The Management and Disposal of High Level Waste; Lessons from International Experience for Future UK Policy”, in: F. Barker (ed), Management of Radioactive Waste. Issues for Local Authorities. Proceedings of the UK Nuclear Free Local Authorities Annual Conference 1997 held in Town House, Kirkcaldy, Fife, on 23 October 1997, Uitgever Thomas Telford, Londen, 1998, p 81-94.