De kernsmelting in de centrales Fukushima vond eerder plaats dan tot nu toe aangenomen. Er is twee keer zoveel radioactiviteit vrijgekomen als aanvankelijk gemeld. Dat zijn enkele conclusies uit recente gegevens.
Fukushima Daiichi en Daini
Op 11 maart trof een aardbeving met kracht 9 Japan. Daarbij werden verschillende kerncentrales van Tokyo Electric Power Company (Tepco) getroffen: Fukushima Daiichi 1, 2, en 3, Fukushima Daini 1, 2, 3 en 4. De eenheden 4, 5 en 6 van Fukushima Daiichi waren op dat moment niet in bedrijf. De twee groepen kerncentrales liggen op 11 kilometer van elkaar. Het ongeluk gebeurde met de kerncentrale Fukushima Daiichi.
Het gaat hier om kokend water reactoren (BWR) die ontworpen zijn door de Amerikaanse firma General Electric. Reactoren 1, 2 en 3 kwamen in bedrijf tussen 1971 en 1975. Reactor 1 heeft een vermogen van 460 Megawatt (MW), reactoren 2 tot en met 5 hebben 784 MW en eenheid 6 kent 1100 MW.
Ongeveer 46 minuten na de aardbeving overspoelde een tsunami de Daiichi-kerncentrale. Volgens een begin juni verschenen rapport van het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA) ging het ontwerp van de centrale uit van een tsunami van maximaal 5,7 meter, maar de golven waren 14 meter hoog.
Veel onduidelijkheden en vragen naar aanleiding van rapporten
De afgelopen weken zijn er nogal wat rapporten verschenen die vragen oproepen. Medio mei werd bekend dat op 1,5 kilometer van eenheid 1 een stralingsalarm afging een kwartier voordat de tsunami de kerncentrale had bereikt. Dat zou betekenen dat er al vroegtijdig radioactieve stoffen vrij zijn gekomen. Tepco liet recent weten dat er binnen enkele uren na de aardbeving in eenheid 1 stralingsdosis zijn gemeten van 300 millisievert per uur. Dat kan alleen maar als er onmiddellijk koelverlies in de centrale is opgetreden. Uit metingen van eind mei door Tepco blijkt dat er in eenheid 1 binnen 16 uur na de aardbeving een kernsmelting is opgetreden, geheel in tegenstelling tot eerdere beweringen van Tepco en de Japanse regering dat een kernsmelting onwaarschijnlijk was.
De Japanse Nuclear and Industrial Safety Agency (NISA) heeft daarentegen op 7 juni meegedeeld dat de gesmolten brandstof van eenheid 1 ongeveer vijf uur na de aardbeving op de bodem van het reactorvat is gevallen.
Metingen klopten niet; twee keer zoveel straling
Tepco had de ernst van de beschadiging van de reactorkern gebaseerd op metingen van het waterniveau en de temperatuur in de kerncentrales. Maar Tepco concludeert nu dat die metingen niet meer klopten toen de temperatuur en druk in de reactoren steeg. Volgens de nieuwe inzichten smolt de kernen van eenheid 2 en 3 drie dagen na de aardbeving en is zo’n 90% van de kern gesmolten, meer dan begin mei nog werd verondersteld.
NISA publiceerde op 7 juni een nieuwe berekening van de hoeveelheid radioactiviteit die in de eerste zes dagen na het ongeluk is vrijgekomen. Via gegevens van Tepco was de aanvankelijke schatting 370.000 terabecquerel. De Japanse Nucleaire Veiligheidscommissie had in april gesteld dat het om 630.000 terabecquerel zou gaan. NISA heeft nu uitgerekend dat er in de eerste week na het ongeluk 770.000 terabecquerel in lucht en water is geloosd. Dat is twee keer zoveel als de eerdere berekening.