Het Rathenau Instituut heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
een rapport in de maak over de geschiedenis van de plannen voor opslag van kernafval in met name zoutkoepels. Dat moet hét standaardrapport over kernafval worden en de basis zijn voor de besluitvorming door de regering. Het rapport geeft echter een vertekend beeld van wat er in het Noorden gebeurd is.
Het Rathenau Instituut (RI) in Den Haag organiseert allerlei debatten over de rol van wetenschap en technologie in de samenleving en brengt daarover vaak interessante rapporten uit. Helaas gaat dat niet op voor hun rapport ‘Aanvang van het radioactief-afvaltijdperk: Besluitvorming in Nederland van 1939 tot 2011’ Het RI geeft de gebeurtenissen regelmatig onvolledig of onjuist weer. Enkele voorbeelden.
Over de aankondiging in 1976 van de proefboringen en verder onderzoek in zoutkoepels citeert het rapport dat het zou “plaatshebben in nauw contact met de betrokken provinciale en gemeentelijke autoriteiten.” Daardoor lijkt het alsof Lubbers, destijds minister van Economische Zaken, vanaf het begin wilde overleggen. Dit is een vertekende weergave van de werkelijkheid. Lubbers noemde de zoutkoepels Pieterburen en Onstwedde in de provincie Groningen en Schoonloo. Gasselte-Drouwen, Hooghalen en Anloo in Drenthe.[1] Officieel wisten deze zoutkoepelplaatsen van niets. [2] Op Kamervragen antwoordde Lubbers op 11 augustus 1976 dat “dit onderzoek zou geschieden in nauw contact met de betrokken provinciale en gemeentelijke autoriteiten.”[3] Maar toen was het kwaad al geschied.
In het RI-rapport wordt ten onrechte geen aandacht besteed aan de discussie over de eisen waaraan opslag in zoutkoepels zou moeten voldoen. Hierover is veel discussie geweest vanaf 1979. Vanuit het noorden kwam veel kritiek op die eisen, ook wel criteria geheten.[4]
In het rapport staat in het begin een foto van een demonstratie in Gasselte op 2 juni 1979.
Nergens in het rapport staat dat daaraan volgens de politie 25.000 en volgens de organisatoren 40.000 mensen deelnamen.[5] Ook niet waarom die demonstratie gehouden werd en welke gevolgen dat heeft gehad: het heeft namelijk bijgedragen aan de visie van de regering dat er in plaats van een door groeperingen georganiseerde Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie (BMD) een door de regering georganiseerde BMD moest komen. Op dit punt heb ik grote moeite met de interpretatie van de geschiedenis: een demonstratie met 25.000 tot 40.000 mensen en dat in Gasselte, een kleine plaats. Een demonstratie met zoveel mensen is een zeldzaamheid.
De kritiek op de criteria kwam onder meer aan de orde op de controversezitting die op 6 oktober 1982 in het kader van de BMD in Groningen werd gehouden. De Rijks Geologische Dienst meldde dat aan de hand van de criteria van 1979 alle zoutkoepels afgekeurd zouden moeten worden.[6] Het RI wijdt hier geen letter aan.
De regering ging desondanks door met de zoutkoepels en kwam in mei 1987 met een nieuwe lijst. De zoutkoepel in het Friese Ternaard stond nu met stip bovenaan.[7] Dat gaf aanleiding tot vele discussies en protesten. Maar het woord ‘Ternaard’ komt in het rapport van het RI niet voor. Het lijkt alsof in de visie van het RI de zoutkoepel Ternaard niet bestaat.
Vanwege de noordelijke protesten besloot de regering “het afval bovengronds op te slaan, niet ver van de kerncentrale in Borssele,” lezen we in het rapport. Op zich is dit geen onwaarheid, maar hier wordt iets belangrijks weggelaten. Deze locatie is namelijk een gebied buitendijks, de kerncentrale Borssele is binnendijks.[8] De Nuclear Research & consultancy Group (NRG) in Petten heeft begin 2000 een rapport uitgebracht over een mogelijke overstroming waarbij vaten met radioactief afval in zee terechtkomen.[9] Helaas komt ook dit in het RI-rapport niet voor.
Vanwege onder meer deze gebreken heb ik begin mei in een open brief dr. ir. Melanie Peters, Directeur Rathenau Instituut, gevraagd om het rapport niet te publiceren en aangeboden te helpen bij het maken van een nieuwe versie.[10] Helaas heeft ze ook na aandringen niet gereageerd op mijn vraag. Dat geeft te denken over de dialoog die het RI wil voeren.
[1] Brief van de minister van Economische Zaken Ruud Lubbers, mede namens de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne Irene Vorrink, gericht aan Gedeputeerde Staten van Groningen en Drenthe, 18 juni 1976, onder kenmerk 376/¬II/1055/EEK..
[2] Een bloemlezing van perspublikaties en reacties op de opslagvoorstellen is te vinden in: Meent van der Suis, Energie en milieu in de Nederlandse krant 1968-1993, (19¬93).
[3] Tweede Kamer, zitting 1975-1976, Aanhangsel 1524.
[4] Vgl. Herman Damveld, Kernenergie, verlichting of conflict, (1984), p. 123 e.v. Vgl. eveneens een aantal pamfletten die rond 1976-1977 onder leden van de Atoom Alarmgroepen in de provincies Groningen en Drenthe circuleren (eigen archief).
[5] http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=34&miaet=1&micode=0738&minr=781982&miview=inv2; http://www.europeana.eu/portal/record/92034/GVNRC_NAGO02_IISG_30051002933536.html;
[6] Herman Damveld, Kernenergie, verlichting of conflict, 1984, pp. 112 e.v.
[7] Commissie Opberging te Land (OPLA), Onderzoek inzake geologische opberging van radioactief afval in Nederland, Tweede Tussenrapport over Fase 1 (januari 1986-januari 1987), 1987: http://laka.org/docu/catalogus/publicatie/1.01.4.30/26_onderzoek-inzake-geologische-opberging-radioactief
[8] https://radioactiefafval.nl/.
[9] https://www.covra.nl/nl/downloads/cora/, CORA eindrapport, pagina 35.
[10] http://houdgroningenovereind.nl/OpenBriefRI.html, 7 mei 2021.
Dag Herman,
Goed verhaal. Waarom kan ik dit niet delen op Facebook?