De kwetsbare oliesector

Oppervlakkig gezien lijkt het of er altijd genoeg olie, benzine of kerosine zal zijn. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het wordt steeds moeilijker om aan de vraag te voldoen en de olie wordt ook daardoor steeds duurder. De tijd van de goedkope benzine is echt voorbij.
De wereldwijde vraag naar olie stijgt tot 2035, terwijl de productie uit de bestaande olievelden sterk daalt. Nieuwe, nog te ontwikkelen olievelden, moeten dan samen met onder meer teerzand- en schalie-olie zorgen voor voldoende aanbod. Dat staat in de World Energy Outlook 2013 van het Internationale Energie Agentschap (IEA) te Parijs, die op 12 november 2013 verschenen is. Tegelijkertijd blijft de oliesector kwetsbaar. Tot 2035 is een investering van 11.000 miljard euro nodig om voldoende productie van olie te garanderen. Of dat gebeurt is onzeker, zegt het IEA. De productie kan dan minder worden dan de vraag, zodat er tekorten ontstaan, auto’s niet kunnen rijden en vliegtuigen aan de grond blijven.

32,5 miljard vaten olie per jaar
De wereldwijde vraag naar olie is nu 89 miljoen vaten per dag van elk 159 liter en zal volgens het IEA in 2035 stijgen naar 101 miljoen vaten per dag. Die toename wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal auto’s en vliegtuigen, die benzine en kerosine nodig hebben, én door de chemische industrie. China is rond 2030 de grootste gebruiker van olie ter wereld.
Een productie van 89 miljoen vaten per dag betekent 32,5 miljard vaten per jaar, dat is 5167,5 miljard liter olie. Die productie is maar een deel van de huidige voorraad, stelt het IEA, want die is 2200 miljard vaten olie. Vervolgens besteedt het IEA veel aandacht aan het begrip voorraad en merkt op dat er verschillende definities zijn, uiteenlopend van echt bewezen tot misschien aanwezig. Na een grondige analyse concludeert het IEA dat van die 2200 miljard vaten olie 40% echt bewezen is, 30% zeer waarschijnlijk is en 30% nog niet ontdekt is.
We kunnen dus stellen dat de voorraad olie die zeer waarschijnlijk tot bewezen is uit 1540 miljard vaten olie bestaat. Het IEA telt daar nog olie uit teerzanden en schalie-olie bij op en komt op een totale bewezen voorraad van 1700 miljard vaten. Als we er de niet-ontdekte of verwachte voorraad bij optellen, komen we op een veel hoger getal uit, maar dat is speculatief. Hoewel het maar de vraag is of alle teerzand- en schalie-olie gewonnen gaan worden vanwege de vele milieubezwaren, tellen we die wel mee.
We gaan uit van de hierboven genoemde voorraad van 1700 miljard vaten olie. Tot 2035 zijn er volgens het IEA 790 miljard vaten olie nodig om te voldoen aan de vraag en is er dus geen voorraadprobleem: op dat moment zitten er nog 910 miljard vaten olie in de grond (dit komt overeen met 24 jaar het olieverbruik van 2035). Overigens: tot nu toe zijn wereldwijd 1136 miljard vaten olie gebruikt; dat komt overeen met 40% van de nu nog aanwezige bewezen voorraad.

Productie olieveld daalt 6% per jaar
Oppervlakkig gezien zou men uit het bovenstaande kunnen concluderen dat er met de olievoorziening geen probleem is. Maar dat blijkt niet uit het IEA-rapport. Het is namelijk de vraag of al die olie tijdig uit de grond gehaald kan worden: tegenover de stijgende vraag tot 2035 staat de dalende productie van bestaande olievelden.
Een olieveld doorloopt verschillende stadia. In het begin is de druk van de olie zo groot, dat de olie er als vanzelf uitspuit. In de loop van de tijd wordt de druk minder en dan moet de exploitant maatregelen nemen. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld het injecteren van water in het olieveld. Aanvankelijk drukt het water de olie weg en dat is goed voor de productie. Maar op een gegeven moment komt water – dat beweeglijker is dan olie – bij de winningsput terecht en dan wint men een mengsel van water en olie. Dat is niet de bedoeling en dan stopt de productie.
Hoe gaat die afname van de productie in de praktijk? Daar heeft het IEA een uitgebreide studie naar verricht aan de hand van 1634 olievelden die vanaf 1950 in bedrijf zijn gekomen. Deze olievelden vertegenwoordigen twee-derde van de wereldwijde productie van olie en zijn daarmee representatief voor alle velden. Na veel rekenwerk concludeert het IEA dat de productie jaarlijks met gemiddeld 6% afneemt. Na twee jaar is de afname 12%, enzovoort.
Om het nog wat ingewikkelder te maken, heeft het IEA het ook over de zogeheten natuurlijke afname van de productie. Die geeft de afname van de productie aan, als er niets zou worden geïnvesteerd om de productie op peil te houden. Die natuurlijke afname is 9%. Dat geeft aan dat investeringen in olievelden ervoor zorgen dat de daling van de productie niet 9% maar 6% per jaar is.
De afname van de productie heeft grote gevolgen. De olievelden in Noord-Amerika bijvoorbeeld leveren in 2035 nog maar één-vijfde van wat ze nu produceren. Voor de wereld als geheel geldt dat de productie uit de bestaande velden daalt van 69 miljoen vaten per dag nu naar 28 miljoen vaten in 2035. Er moeten dus elders 41 miljoen vaten per dag gewonnen worden om de daling van de huidige velden te compenseren. Daar komt nog bij dat naar verwachting de vraag in 2035 zo’n 12 miljoen vaten per dag groter is. In totaal moeten er dan 53 miljoen vaten per dag komen uit andere bronnen: schalie- en teerzandolie evenals olie uit nieuwe velden in de diepzee en het arctisch gebied. Schalie- en teerzandolie moeten in 2035 zorgen voor 15% van de vraag naar olie en olieproducten.
Volgens het IEA krijgen de zogeheten “natural gas liquids” (NGL) een steeds belangrijker rol. Daarbij gaat het om onder meer propaan, butaan en ethaan. Het zijn gassen die samen met aardgas gewonnen worden en onder hoge druk vloeibaar zijn. Deze producten vormen geschikte grondstoffen voor de petrochemie en zijn een alternatief voor olie. Het IEA stelt dat NGL in 2035 zorgt voor 18% van de vraag naar olieproducten. Kortom, schalie- en teerzandolie moeten in 2035 voor 33% van de olievoorziening zorgen, terwijl dit recentelijk 10% was.
Het aanboren en ontdekken van nieuwe olievelden, de ontwikkeling van NGL en van schalie- en teerzandolie is volgens het IEA wel mogelijk, maar dan moet er wereldwijd tot 2035 jaarlijks 488 miljard euro geïnvesteerd worden, in totaal ongeveer 11.000 miljard euro. Ter vergelijking: dit jaar bedragen de investeringen 425 miljard euro, waarbij Petrochina met 28,6 miljard euro de grootste is (Shell met 21 miljard euro op plaats 6).
De omvang van de jaarlijkse investeringen moet dus omhoog, kunnen we concluderen, want anders is er te weinig olie, staan her en der auto’s stil en blijven vliegtuigen aan de grond.

Kader:
Het IEA bepleit ook minder subsidie. In 2012 was de subsidie: olie 206 miljard euro; aardgas 92 miljard euro; kolen 5 miljard euro; elektriciteit 100 miljard euro; duurzame energie 75 miljard euro.

Auteur: Herman Damveld

Herman Damveld woont in Groningen en is zelfstandig onderzoeker en publicist over energie. Vanaf 1976 houdt hij zich bezig met plannen voor ondergrondse opslag van kernafval. Hij heeft daar veel over gepubliceerd. In 1996 kwam hij ook rapporten tegen over ondergrondse opslag van CO2 en ziet veel overeenkomsten tussen hoe de overheden omgaan met kernafval en met CO2. De zonnepanelen van Damveld maken meer stroom dan hij gebruikt en hij is dus stroomproducent.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.